Allemachtig prachtig

‘Transport, transport!’ Verveeld hangen ze op hun riskja en roepen iedere passant hetzelfde woord toe. Ze bewonen de zitting voorop hun fiets zelf vaker dan dat klanten ermee worden vervoerd. In een lange rij staan ze opgesteld. Allen vragen ze hetzelfde. Alsof er een reden zou zijn waarom de willekeurige passant een ritje met fietser nummer 1 afslaat om vervolgens bij nummer 14 in het mandje te stappen.

Malioboro street in Yogyakarta is het domein van de Aziatische toerist, T-shirts en alle denkbare prullaria. De straat staat barstensvol met stalletjes die allen hetzelfde assortiment hebben. Een menigte mengt zich tussen al het koopwaar door. Binnenlandse en Aziatische toeristen zijn er dol op. Paarse shirts met halfgestikte naden en een vale opdruk van Borobudor worden goedkeurend omhoog gehouden en verdwijnen na enkele tienduizenden rupia’s te hebben afgerekend in witte plastic tasjes. Voor westerlingen is het een straat om vooral links te laten liggen.  

 Als sinds eeuwen wordt Yogya bestuurd door een sultan, zoals altijd een welvarend en invloedrijk persoon. Inmiddels is alweer de tiende sultan aan de macht. Zijn paleis bestaat uit twee delen; een hermetisch afgesloten woonverblijf waar hij woont. Hoe het eruit ziet is onbekend. Het andere deel is meer een museum ingericht in meerdere gebouwtjes die door voorgaande sultans werden gebruikt. Met een rug zo krom als een banaan schuifelt een stokoude man, sarong om de middel en op blote voeten, naar voren. Vertwijfeling, bedelaar of gids? In begrijpelijk Nederlands dreunt hij een verhaal op over de sultan. Een gids dus, die de kleinzoon van de achtste sultan blijkt te zijn, verwekt bij één van zijn vier vrouwen. Problemen met het zichtvermogen, zijn ene oog staat continu wagenwijd open terwijl het andere oog potdicht zit, en met geheugen lijken hem parten te spelen. Telkens valt de bejaarde man in herhaling. Desalniettemin weet hij nauwkeurige informatie over de huidige sultan en de tijd die hij doorbracht in Nederland te verschaffen. Hij sluit met te stellen dat ‘Utrecht zo beleefde stad is’, anders had het wel ‘jijtrecht’ geheten. 

Hoog aan de blauwe hemel staat de zon volop te branden. ‘Mister, picture?’ Na tien verzoeken van dolenthousiaste schoolkinderen die blijkbaar zelden blanke mensen zien wordt het wat vervelend. De pracht van Borobudor komt door de aanwezige massa niet geheel tot zijn recht. Vanachter de wereldberoemde stoepabeelden zijn de selfiesticks in de lucht zichtbaar. Overal krioelt het van de mensen, veelal Indonesiërs, foto’s nemend van alles wat ze tegenkomen. Het uitzicht van de tempel is over de heuvelachtige omgeving is prachtig. Vreemd genoeg sluit het park waarvan de tempel onderdeel uitmaakt aan het eind van de middag, meer dan anderhalf uur voor zonsondergang. Dat fenomeen is helaas dus niet in combinatie met deze prachtige achtergrond te bewonderen. De aangewezen plek voor de zonsondergang is de andere tempel die de stad rijk is; Prambanan.

 
De omvang en hoogte van deze tempel is indrukwekkender in vergelijking met Borobudor. Feitelijk bestaat het uit meer dan tweehonderd tempels, waarvan de overgrote meerderheid de tand des tijds niet heeft overleefd. Vanzelfsprekend hebben velen het plan opgevat de tempel aan het eind van de middag te bezoeken en de laatste halfuur daglicht op deze plek mee te maken. Al vrij snel verdwijnt de zon achter de wolken en beperkt het schouwspel zich tot enkele strepen rode gloed door de hemel.

   

Bij de uitgang bevindt zich de gebruikelijk horde verkopers die hun waar aan de man brengen. De één roept gewoon hard, de ander loopt een paar honderd mee om men er toch van te overtuigen dat het een goede aankoop zal zijn, voor een speciale prijs. Een wat in vodden gestoken gehavende man probeert bamboestokjes te slijten. Met wat woordjes Nederlands probeert hij de verkoop wat kracht bij te zetten. Enigszins gefrustreerd om weer te worden genegeerd mompelt hij: ‘maar Yogya, toch allemachtig prachtig?’ 

Boemel door Java

Als een echte baas stapt hij statig door de trein. Donkerblauw uniform, strepen op de schouders en een bijpassend hoofddeksel. Twee leden van ‘Polis’, de Indonesische politie, volgen hem. Deze lieden dulden duidelijk geen grappen. Met een strakke blik ontgaat ze geen enkele beweging in de trein. Iets te aanwezig hangt de gummiknuppel, zo te zien zonder bloedsporen, om de middel. Daarachter loopt de stewardess, in een keurig blauw pakje geklede dame, haar in een knotje. Haar hulpje, een wat onbenullige kerel met een slecht gestrikte stropdas om zijn hals, sjokt achter haar aan. Het gezelschap wordt gecomplementeerd door twee leden van de OTS, gehuld in oranje poloshirts. Hoe interessant de afkorting ook klinkt, het betreft de ‘on train cleaning’, oftewel de schoonmakers aan boord.

Acht uur doet de Argo Willis over de reis van Bandung naar Yogyakarta, één van de meest populaire treinroutes door centraal Java. Het is een reis die nooit verveeld. Eindeloze rijstvelden waar mensen met de zo kenmerkende punthoeden met de enkels in het water staan te zwoegen. Soms vlakke gronden, vaak prachtig in de omgeving opgaande terrassen. Langs dorpen en steden, waar de rust en de drukte zichtbaar is. Het leven dat langs het spoor plaatsvindt. Waslijnen met nog natte kleding dat op een hek op nog geen meter van de spoorlijn hangt te drogen. Schoolkinderen die langs het spoor rennen, op weg naar school of naar huis. Ongeduldige bestuurders van snorfietsen, die het liefst nog onder de slagboom door zouden willen rijden. En dan weer die eindeloze rijstvelden.  

  
Efficiënt is treinreizen in Indonesië niet. De gemiddelde snelheid is laag, een snelheid hoger dan 80 kilometer per uur wordt zelden behaald. Ieder beleeft en voltooid de reis op zijn eigen manier. De eksekutif klasse, vergelijkbaar met de tweede klasse in het vaderland, is gevuld met blanke Europeanen en welgestelde Indonesiërs. De eerste groep kijkt wat naar buiten of leest wat, de tweede groep slaapt nagenoeg de hele reis. Voor hen zal de nog 18 euro kostende reis niet bijzonder meer zijn en een puur een vervoersmiddel voor verplaatsing. Voor ons is de oversteek van een woest stromende rivier op zo’n 20 meter hoogte over een spoorbrug die roest als kleur heeft niet alledaags. Terwijl de trein wachtend op een spoorwissel tot stilstand komt in de nabijheid van een dorp komen steeds meer kinderen kijken naar die grote trein, die eens per dag door het landschap trekt. Allen op blote voeten. Het is halverwege de middag op een doordeweekse dag. Vanuit zijn luie crèmekleurige fauteuil met een groot gat in de armleuning slaat een oude man het tafereel gade. Hij sluit zijn ogen in het sluimerende middagzonnetje en hoort de boemel weer in gang komen, gepaard gaande met een forse rookwolk
.

 

Jungle book

Alsof het een concert van het dierenrijk betreft. Krekels, vogels en zeker nog enkele andere ondefinieerbare dierengeluiden galmen door de donkere avond. Het licht van de maan is op deze onherbergzame plek pas goed zichtbaar. Het is ook het enige licht in het tropisch regenwoud. Geritsel van bladeren, het kraken van takjes op de grond. Er gebeurd van alles, alleen is er niets van te zien.

Joy dirigeert iedereen op de achtpersoons speedboot. De bestemming is het best met een vaartuig bereikbaar. De bewoonde wereld wordt weldra verlaten. Tweeënhalf uur duurt de reis per boot over de Kinabatugan rivier, op weg naar het hart van Maleisisch Borneo. Alhoewel ze met haar nog 1.60 meter lengte klein van stuk is hupt ze behendig op hoge stoel naar de bestuurder, een verrekijker bungelend om haar nek. Ze is gekleed als een echter outdoor gids; stevige wandelschoenen, een broek met veel zakjes en ritjes, dito shirt en een gordel met een tasje en bidonhouder. Maro start de motor en geeft gas, waarmee de boot bonkend over de golven in gang komt en het haventje waarin meer half vergane dan veilige boten liggen achter zit laat. Het eerste deel van de tocht loopt de rivier evenwijdig aan de kustlijn. Voordat na een klein kwartier varen de open zee zichtbaar wordt dient bij een controlepost van de lokale politiepost, ingesteld vanwege de nabijheid van de Filipijnen en de dreiging van ontvoeringen die daarvan uitgaat, goedkeuring te worden verkregen voor de doorgang op de rivier. Wat ongeïnteresseerd bekijkt de geüniformeerde politieman, geweer om op het lijf, naar het papierwerk. Hij knikt ter goedkeuring en neemt weer plaats op zijn blauwe plastic tuinstoel, de ogen alweer bijna sluitend. 

  

Aan weerszijden van de slingerende rivier ziet het tropisch regenwoud eruit zoals je dat verwacht; een dicht begroeide waterkant bestaande uit bomen en struikgewas dat ondoorgrondelijk lijkt. Veelal geen spoor van menselijk handelen zichtbaar. Met een snelheid van zo’n 45 kilometer per uur veroorzaakt de boot op de vrijwel lege rivier, alleen een klein vissersbootje kan tot het tegemoet verkeer worden gerekend, behoorlijk wat golfslag waardoor het bruinkleurige water tegen de wal klotst. Sierlijk stuurt Maro de boot al hellend door de vele bochten. Halverwege een bocht barst een kabaal los, waarna de motor plots afslaat en de boot uitwijkt. Verbaasd kijkt het hele gezelschap naar Maro, terwijl de boot in het midden van de rivier dobbert. Een zwempartij behoort door de aanwezigheid een beruchte bewoner van de rivier, te weten meterslange krokodillen, niet tot de mogelijkheden. Een forse boomstam blijkt te zijn overvaren, de motor en schroef zijn nog in tact. Enkele minuten verdwijnt opnieuw het geluid van de motor. Joy springt enthousiast op en wijst naar het hoge gras en de struiken langs de wal, waarachter zit een aantal grijskleurige schimmen bewegen. Er blijkt zich een groep Borneo olifanten op te houden, die met hun slurf lopen te plukken in het gras en de struiken. Af en toe tettert er eentje. Een kalf loopt keurig achter zijn moeder aan. Een bijzonder schouwspel.  

Hoog in de bomen, toch op minstens op een meter of dertig, springen makaken van tak naar tak. Ze gieren het uit, terwijl de bladeren en takken naar beneden dwarrelen. Af en toe verwisselen ze in een sprong van boom, daarbij meteen meters dalende. Steeds meer bewoners laten zich tijdens de zoektochten per boot zien. Neusapen dienen zich aan, opgekruld op een tak doet een python een dutje. Een behoorlijke uil wacht op een tak tot de duisternis invalt. Vele soorten vogels zijn waar te nemen, waarvan de meest bijzondere toch wel de hornbill is, die een dubbele snavel lijkt te hebben. Het uithangbord van Borneo, de met uitsterven bedreigde oran-oetan, is helaas moeilijker te vinden.  

  
Het is onvoorstelbaar hoeveel leven er op een paar vierkante meter regenwoud zit. Metershoge flora, met bladeren in allerlei kleuren en vormen. Sommige bladeren zijn aangevreten door door de insecten die over de bladeren lopen. Kleurrijke vlinders met een spanwijdte ter grootte van een duim zweven tussen de bladeren door en langs vliegjes. Op de vochtige aarde liggen verdorde bladeren, waaronder zich weer een wereld op zich bevindt.

  
Struikelend over zijn slippers komt Stephen de lounge van de lodge ingerend. ‘A mother with a baby, very near!’ Iedereen begrijpt wat de rondbuikige Stephen, zijn buik hangt zeker een vijftal centimeters boven zijn riem, bedoeld. Achter de lodge is een oran-oetan met een jong op haar lijf geklemd bezig een nest voor de nacht te bouwen, op tientallen meters hoogte. Af en toe is ze zichtbaar. Verderop beweegt de top van een boom van een op en neer en klinkt een geroep. De vader van het gezin is ook in de buurt en komt een kijkje nemen. De harige en vriendelijk ogende beesten hangen ontspannen op grote hoogte in de boom, terwijl een kluit aan bewonderaars een stijve nek en vele muggenbeten oplopen. Het was de ontmoeting op afstand met de deze prachtige dieren zeker waard. 

Hallo sultan!

Een geblindeerde zwarte Mercedes E-klasse komt voorrijden. Snel komt de portier in zijn paarse pak naar buiten gerend om de plastic pion van de valet parkeerplaats te verplaatsen. De uitermate kostbaar ogende wagen met een wit kenteken en zwarte opgedrukte letters komt tot stilstand. Een wat oudere statige man stapt achter het stuur vandaag. Kalend, ringbaardje en gestoken in een crème kleurig lang gewaad. Aan de andere zijde een dame in een stijlvolle lange jurk, met een zwarte hoofddoek. Meteen komen nog drie mannen uit het hotel en drukken de statige man plechtig de hand. De superieure verhouding van de statige man ten opzichte van de andere mannen wordt meteen duidelijk. Hij gebaart hen in te stappen, waarop het gezelschap weer verdwijnt.

Brunei is een sultanaat; de sultan is koning en alleenheerser. Zijn leefstijl is extravagant en internationaal omstreden. Zijn onderdanen zijn louter positief over hun sultan. Logisch ook als je niet levensmoe bent. Rijk gedecoreerde paleizen met gouden accentjes behoren tot woonverblijven. Vanaf het water bezien kan de tegenstelling niet groter zijn; krakkemikkige houten paalhuizen flankeren de rijkdom die even verderop achter een hoog hek verscholen ligt. 

Natuurlijk was het niet de sultan in zwarte Mercedes. Het bleek ‘slechts’ een ambassadeur te zijn. De sultan rijdt ten eerste niet zelf en ten tweede wordt hij door bij verplaatsingen door het land begeleid door een escort van minstens tien motoren en meerdere auto’s. In zekere zin deelt de sultan zijn welvarendheid met zijn onderdanen. Onderwijs en de gezondheidszorg zijn gratis. De vele geschenken die de sultan ontvangt houd hij niet voor zichzelf maar zet ze in zijn eigen museum waartoe de inwoners vrij toegang hebben. Het is megalomaan gebouw vol met voorwerpen, schilderijen en andere geschenken.

 Als islamitische staat wordt in Brunei gedeeltelijk de sharia gehanteerd. Een speurtocht naar mensen met slechts één hand loopt op niets uit. Lily, de vriendelijke receptioniste die getooid in haar mantelpakje ondanks de temperatuur van achterin de 30 graden geen zweetdruppel op haar voorhoofd heeft, blijft wat afzijdig over de wetgeving. Als de sultan het zo wil dan is het goed. Een dictator aldus.

 Niet iedereen deelt mee in de weelde. Langs het populair klinkende ‘waterfront’ varen de bootjes op en neer. Zodra iets wat op een toerist lijkt wordt gespot komen meteen een vijftal boten naar de kade gevaren. Schreeuwend proberen zij de toerist te verleiden tot een rondvaart langs het waterdorp en een stukje het regenwoud in om kleine aapjes te kunnen zien. ‘Watervillage’ is het huis van deze bootlieden, een compleet dorp, inclusief de voorzieningen op houten palen in het water. Suko, een vader van vier kinderen, laat de opgezwollen blaren op zijn handen zien. ‘Souvenir van dertig jaar op de boot varen’, meldt hij trots. Twee voortanden ontbreken in zijn gebit. Hij start de motor en vaart richting het dorp. Een vaste verbinding met het land is er niet. De bewoners zijn afhankelijk van watertaxi’s of hun eigen boot. Meerdere scholen, een moskee, politiepost en een brandweerkazerne; allen bevinden zich middenin het dorp op het water. Het geheel ziet er vervallen uit, maar desalniettemin leefbaar. Het staat wel in schril contrast tot het eigendom van de sultan en de huizen op het vasteland.

  

MH-19

Vriendelijk wijst de in een keurig grijs pak gestoken man de rij van businessclass. Om de bagage dropoff wat te bespoedigen mag hier worden aangesloten. Zware koffers worden op de lopende band gezet en voorzien van de gecodeerde witte labels met het groene randje. In hoofdletters staat er KUL op gedrukt. Geen onzin, maar de bestemming. Dagelijkse activiteiten bij zomaar een luchtvaartmaatschappij.  

Niet helemaal; We bevinden ons op Schiphol, het rood witte logo op het bord hangend boven de balies behoort toe aan de getergde maatschappij Malaysia Airlines en de bestemming is Kuala Lumpur. De beelden staan ons nog alleen op het vizier; de brokstukken verspreid over het weiland, de oude baas die een paar voortanden mist terwijl hij een aapje omhoog houdt en de lange rouwstoet die onder politiebegeleiding terwijl vanaf viaducten de rozen neerdaalden meermalen over de A27 de slachtoffers vervoerde.

 
De negatieve publiciteit is verdwenen, het is business as usual. Het besef dat het deze vlucht is geweest weerhoudt blijkbaar niemand om aan boord te stappen. Glimlachend overhandigt de Aziatisch ogende dame de boardingpass. Met een blauwe pen heeft ze het vluchtnummer slordig omcirkeld.  

Meer dan 250 mensen gaan met het gereed staande toestel de 11.000 kilometer lange reis maken. Het hele proces verloopt vlot en ordelijk, alvorens plaats kan worden genomen in het enigszins gedateerde vliegtuig. In een lange paarse jurk met een modern bloemetjesmotief verwelkomen de dienstdoende stewardessen de binnendruppelende passagiers. Gestaag vult het toestel zich en wordt het luchtruim in de richting van Duitsland gekozen. Praag blijkt een onzichtbaar stipje onder het dikke wolkendek, waarna via de Balkan over Turkije wordt gevlogen. Langs het zuiden van Armenië wordt het Iraanse luchtruim aangedaan. Alle conflictgebieden worden op de route aldus vermeden.  

   
Op de vlucht en de service is niets aan te merken. Malaysia Airlines, dat onlangs heeft aangegeven van naam te willen veranderen, is een gewone luchtvaartmaatschappij. Toch voelt het op een manier vreemd hetzelfde traject, met dezelfde vluchttijden en dezelfde maatschappij af te leggen.  

Het dure dwergje

Het dwergje van Europa. In iets meer dan een kwartier rijd je dwars door het land heen. De hoofdstad heeft minder inwoners dan een gemiddeld boerendorp op de Veluwe. Veel is er eigenlijk niet te zien of te doen. En het is er duur. Erg duur. Misschien dat het in de zomer een meer aantrekkelijke bestemming is, in de winter is Liechtenstein niet de moeite waard als men niks met wintersport heeft.

2015/01/img_0175-0.jpg

Eén nieuw bericht. “Welkom in Liechtenstein. Uw tarief voor gesprekken… Juist, de grens is ongemerkt gepasseerd. Niets dat er verder op wijst dat Zwitserland is verlaten. Meteen begint een haarspeldbocht klim met behoorlijke stijgingspercentages, op weg naar Triesenberg, een klein dorpje bovenop de berg, daar waar de accommodatie voor komende nacht zich bevindt. De duisternis is ingetreden waardoor de diverse lampjes in het dal, dat wordt doorsneden door de snelweg A3, zichtbaar zijn. Als mieren kruipen de voertuigen over een verlichte gang tussen de bossen door. Nu in het donker is het een mooi uitzicht, bij daglicht schijnt het uitzicht helemaal fantastisch te zijn. De volgende ochtend biedt echter niet de verwachte panoramische vergezichten op de Alpen. Het is wit en sneeuwt volop. Verder dan een tiental meters reikt het zicht niet. Helaas.

Winterbanden zijn geen overbodige luxe. Tijd om richting Vaduz, de hoofdstad van het ministaatje, te gaan langs een glibberige afdaling. Kasteel Vaduz torent hoog boven het stadje uit, maar is door de weersomstandigheden niet zichtbaar. Het centrum is goed als verlaten, een enkele toerist zwerft langs de winkeltjes, waar je voor minder dan 3 franc nog geen rozijn kunt kopen. De actie van de Zwitserse Centrale Bank van een dag eerder om de euro en de franc los te koppelen heeft ervoor gezorgd dat alles feitelijk nog eens 20% duurder voor buitenlanders is geworden. Zuchtend moet worden waargenomen dat de goedkoopste maaltijd, in een aftands uitziend restaurant met verrotte oranje kozijnen en vale gordijnen, tenminste 19 franc, aldus 19 euro moet kosten voor een bordje patat en een hamburgertje. Een stempel voor het paspoort is ook verkrijgbaar. Niet bij de douane, maar bij de toeristeninformatie voor 3 franc.

2015/01/img_0177.jpg

Het grens hoppen is wellicht het leukste in het landje. Even Oostenrijk in lopen, weer terug naar Liechtenstein en dan op naar Zwitserland. Een andere optie, met name in de winter, is om het landje links te laten liggen en gewoon door te rijden.

De gouden cirkel van IJsland

Of het arbo technisch verantwoord is blijft in het midden, maar na de vorige nacht om 2.00 de laatste deelnemers van de jacht op het noorderlicht te hebben afgezet komt het witte busje deze ochtend om 8.30 voorrijden met opnieuw Runar achter het stuur. Zijn onverzorgde manen zijn nog nat en hij kijkt wat slaperig uit zijn ingevallen ogen.

Een reis van een kleine 300 kilometer langs de drie meest bekende bezienswaardigheden van IJsland staat op het programma; de zogenaamde Golden Circle. De koers richting het oosten wordt ingezet, waarbij al snel highway 1 wordt verlaten. Het landschap is waarschijnlijk hagelwit zover het oog reikt, echter duurt het nog zeker anderhalf uur voordat de zon opkomt. Meer dan duisternis aldus niet te onderscheiden. Tegen 10.00 wordt dan eindelijk het glooiend en met sneeuw bedekte landschap langzamerhand zichtbaar. De horizon begint van kleur te verschieten, hetgeen bijzonder afsteekt tegen het winterse landschap. Ondanks dat de wegen zichtbaar sneeuwvrij zijn gemaakt is op een later moment nog neerslag gevallen die voor een gladde en ijzige aanblik zorgen. Runar heeft er echter geen moeite mee en dendert met zo’n 90 kilometer per uur er over heen.

2015/01/img_0172.jpg

Het is prachtig heldere, maar opnieuw bitterkoude dag. De zon is om 11.00 verrezen aan de horizon en blijft op die positie hangen, waardoor het lijkt dat hij elk weer onder kan gaan. Het eerste hoogpunt dient zich aan; de Gulfoss watervallen. Op zich geen bijzonderheden aan de watervallen zelf qua hoogte of kracht van het water. Het zijn de omgeving en de omstandigheden die het tot een bijzonderheid vormen. Een deel van de waterval is bevroren in een volledig witte omgeving tegen een strakblauwe hemel. De wind kent geen genade en raast meedogenloos rond. Een kwartier buiten vereist minstens een half uur opwarmen in het bezoekerscentrum om alles weer gaande te krijgen. Voor de veiligheid is het pad dat tot dichtbij de watervallen leidt afgesloten om te voorkomen dat bezoekers de diepte in glijden en verdrinken in de stroming van het ijskoude water.

2015/01/img_0168.jpg

Bij Geysir, het tweede hoogtepunt van de Golden Circle, staat juist warm water centraal. Zoals de naam reeds doet vermoeden betreft het hier een locatie met geisers. Kleine stroompjes met kokend heet water zigzaggen over het terrein. Daarnaast zijn er een aantal kleine geisers waar voortdurend stoom vanuit komt. Publiekstrekker is echter de grote geiser aan de zuidkant van het terrein. Om de vijf tot zeven minuten wordt kokend heet water zo’n 30 meter de lucht in geschoten. De bron rookt, bubbels komen omhoog waardoor de uitbarsting, de IJslanders hebben het over een ‘spouting’, lijkt te gaan beginnen. Een Franssprekende dame van middelbare leeftijd staat klaar om tezamen met een spuitende geiser te worden vastgelegd. Net op het moment dat ze zich omdraait omdat het toch wel erg lang duurt schiet het warme water met een gigantische kracht omhoog, gevolgd door een dampwolk. Verschrikt springt ze opzij. Foto mislukt, weer minstens vijf minuten in de snijdende kou wachten.

2015/01/img_0170.jpg

Overal in het witte landschap staan de IJslandse paardjes verkleumd in een groepje bij elkaar. Het schijnt dat er van de kou nog nooit één de geest heeft gegeven, doch ziet het er treurig uit. Waterdruppels in hun zwarte manen zijn bevroren. De stukjes stokbrood die ze worden voorgehouden nemen de beestjes dan ook gretig aan.

2015/01/img_0173.jpg

Vanaf Geysir is nationaal park Thingvellir, het derde hoogtepunt, via verschillende routes te bereiken. Runar kiest voor de mooiste, maar maagdelijk witte route langs het meer Þingvallavatn, dat geen onderdeel van het sneeuwschuif schema uitmaakt en in deze omstandigheden eigenlijk alleen voor voertuigen met een vierwielaandrijving begaanbaar is. De sneeuw kraakt onder de banden, af en toe glibbert de bus naar links en rechts, maar komt toch aardig vooruit, totdat een heuvel zich aan doet. Vol gas knalt de bus door de sneeuw heen, net voldoende om omhoog te komen en in beweging te blijven, waardoor duwen voor de passagiers niet nodig is. Zonder kleerscheuren wordt de parkeerplaats bereikt om vervolgens het park, dat bekend staat om haar diepe kloven en schuivende tektonische platen, te verkennen. Indrukwekkende natuurverschijnselen alom. Het uitzicht vanaf de top van het park is adembenemend. Zoals eigenlijk alles in IJsland.

2015/01/img_0169.jpg

Op jacht naar het noorderlicht

Net iets onder het vriespunt ligt de temperatuur. De sneeuw die in de straten ligt is enkele dagen oud. Plakkerig en niet echt wit meer. Het lijkt slordig geruimd waardoor sporen zijn ontstaan. Het is vanavond een ‘clear sky’, de sterren stralen, waarmee aan een basis voorwaarde wordt voldaan in de zoektocht naar het noorderlicht.

Met gepaste snelheid komt een wit busje de straat ingereden. Tussen de diepe sporen komt het tot stilstand. Het portier zwaait open en een man, klein van stuk met lang haar, een baard en snor, stapt uit. ‘Welcome’, roept hij, en stelt zich voor als Runar. Zijn opdracht voor vanavond is het noorderlicht te vinden, waarvoor Reykjavik verlaten dient te worden om de duisternis op te zoeken. Nadat alle deelnemers zijn opgehaald wordt koers richting het westen gezet. Vakkundig kiest Runar het juiste spoor tussen de sneeuw sporen door en tuurt naar de heldere hemel. De suburbs stralen de laatste verlichting uit, alvorens het aantal straatlantaarns en de bebouwing afneemt. Lichtelijk vertwijfeld terwijl hij door zijn onverzorgde haardos strijkt neemt Runar de eerste afslag op de hoofdweg richting duisternis. Meer dan een besneeuwde landweg waar voertuigen elkaar nauwelijks kunnen passeren lijkt het niet, echter is het voor lokale begrippen een weg waarop de snelheid minimaal 70 kilometer per uur bedraagt. Enthousiast meldt Runar dat hij de eerste banen heeft waargenomen en verhoogt de snelheid om een parkeerplaats te kunnen bereiken. De smalle bundel licht die de bus produceert is net voldoende om de contouren van de weg, die een hellend verloop heeft, waar te kunnen nemen. Runar mindert vaart en stuurt een open vlakte omgeven door enkele heuvels op. Het gezelschap stapt uit de duisternis in, terwijl de wind huilt. Ondanks dat de temperatuur licht onder het vriespunt is het koud, steenkoud. De hemel is helder, vaag zijn enkele groene vegen te onderscheiden. Driekwart van het gezelschap heeft nagelaten om een statief aan de uitrusting toe te voegen. Verbaasd vernemen ze alleen zwarte of onscherpe foto’s te kunnen maken. Angstvallig wordt de fotoapparatuur in de sneeuw gelegd, in de hoop iets te kunnen vastleggen.

Zij met een betere voorbereiding komen tot de conclusie dat hetgeen de camera vastlegt 10 keer zo spectaculair is lijkt dan de waarneming van het blote oog. De groene licht gloeiend waas wordt een duidelijk felgroene baan in de lucht. Desalniettemin is de aanschouwing van het natuurverschijnsel met het blote oog bijzonder. Het groen verplaatst zich langzaam, af en toe wordt een verticale strook zichtbaar. Ledematen verstijven door de kou. Onrustig loopt men wat in het rond om warm te blijven. Tijd voor vertrek naar een andere plaats, waar er meer activiteit zichtbaar zou moeten zijn.

2015/01/img_0171.jpg

Van een toenemende activiteit is zeker sprake. De felgroene banen worden steeds beter zichtbaar. Een dalende temperatuur en toenemende wind zorgen voor een lichamelijke uitputtingsslag. Ieder lichaamsdeel dat wordt blootgesteld aan bittere kou verliest gevoel. De witte bus biedt enige bescherming tegen de wind. Een stap voorbij de motorkap is voldoende om een flinke ijzige windvlaag om de oren te krijgen. Ondertussen gaat het spektakel aan de hemel onverminderd voort. Sterren aan de hemel stralen tussen de groene banen. Het is inmiddels na elven. Ook Runar ziet er wat verkleumd uit en besluit tot vertrek naar de laatste locatie, een ritje door de duisternis van een minuut of veertig.

Helaas neemt de activiteit af en verandert de kleurrijke hemel langzamerhand weer in een ordinaire donkere nacht. De laatste banen vervagen. Einde voorstelling.

Dagje Basel

Voor het eerst een voet op Zwitserse bodem. Op een paar sigarettenpeuken na een smetteloos plein. Het is rustig voor het treinstation. Ondanks dat de trams en bussen af en aan rijden is van stadsdynamiek weinig sprake. Een bejaard stel schuift elk achter een rollator langzaam het station binnen. Met moeite zeult de oude man een koffer achter zich, waardoor het mobiele hulpstuk al slingerend een bedreiging voor de veiligheid vormt. De ergernis van de situatie, alsmede de vraag waarom rollators niet zijn uitgevoerd met een trekhaakje, is uit de blik in zijn ogen af te lezen.

Piepend trekt tram 8 op. De spitse snuit van het traditioneel ogende maar modern uitgeruste vervoersmiddel begeeft zich in het bescheiden verkeer. De hele stad is bezaait met tramlijnen, hetgeen de bereikbaarheid zeker ten goede komt. Het groene voertuig passeert een aantal haltes. Een handjevol mensen stapt tussendoor in. Bij de Marktplatz, het centrum van de oude stad, neemt de drukte iets toe. Het Rote Rathaus staat te pronken van achter de tramhaltes. Niemand lijkt er oog voor te hebben. Kort nadat de reis is vervolgt wordt de oversteek van de Rijn gemaakt om vervolgens de Kleibeckstrasse in te rijden, die de nieuwe en oude stad met elkaar verbindt en doorloopt tot het einde van het Zwitsers grondgebied.

2015/01/img_0165.jpg

‘Dreilandereck’. De vrouw, een jaar of zeventig met een sierlijk grijs kapsel glimlacht. Links langs de haven, met de bocht mee tot aan het eind van de kade legt ze uit in langzaam Duits. Ze kijkt alsof de vraag haar voor het eerst wordt gesteld en waarom iemand dat überhaupt zou willen zien. Ze haalt haar schouders op en vervolgt haar weg. Desalniettemin heeft de oude vrouw gelijk; het drielandenpunt wordt gemarkeerd door een sculptuur bestaande uit drie puntige zijden met daarop de vlaggen afgebeeld die in de richting van het betreffende land wijzen, gelegen in een bloemenperkje. De industriële omgeving draagt ook niet bij aan de symboliek van het punt. En jawel, gewapend met een selfie stick komt uit het niets een jonge Aziatische toerist aan huppelen om het gevaarte van alle kanten vast te leggen. Nauwkeurig loopt hij erom heen en vereeuwigd zichzelf met deze toeristische attractie.

2015/01/img_0166.jpg

Druk is het niet in de stad. Nagenoeg geen lieden met een spiegelreflex om de nek of groepen van dertig Japanners die achter een vlaggetje aan lopen. Het is stil en rustig. Het vierkante plein voor het Munster van Basel is, op tientallen duiven na, verlaten. Twaalf bomen staan in drie rijen van vier in een rechte lijn evenwijdig van elkaar opgesteld aan de zijkant van de kerk. De achterzijde van de kerk verhuld een indrukkend panoramisch uitzicht over de stad, de Rijn en de besneeuwde bergtoppen vlak voor de horizon. Een rijnaak varend onder de Zwitserse vlag en beladen met een hoop zand schuift langzaam door het water. Groene trams passeren elkaar op de middeleeuwse Mittenbrucke, langs de waterkant benutten mensen al hardlopend op een sportieve wijze hun middagpauze.

2015/01/img_0167.jpg

Thomas roept de aanwezigen samen en verdeeld de groepen van vanavond. In navolging van degenen die de middagpauze rennend hebben doorgebracht, is het nu de beurt aan voornamelijk expats en een verdwaalde toerist. De tocht leidt langs de Rijn en door woonwijken richting het zuiden van Basel. Gewillig stoppen automobilisten om de groep in beweging te houden. Het heuvelachtige karakter van Zwitserland wordt steeds meer merkbaar. De beruchte twee kilometer lange beklimming richting het hoogste punt van de stad wordt ingezet. Hijgend en uitgeput komen de meesten boven, alwaar een verlichte stad en omgeving zich ontvouwt, als mooie beloning voor pittig klimwerk. De gewonnen hoogte wordt gedurende de afdeling on rap tempo verloren, voordat de Rijn weer in zicht komt.

Paradise island

Met een brede grijns op zijn donkere gezicht start August de motor van de witte speedboot. Ronkend komt het apparaat tot leven, gepaard gaande met het ontstaan van een lichte rookpluim. Behendig stuurt hij het vaartuig de turquoise blauwe en spiegelgladde zee op. Het beeld is idyllisch; in de verte niets meer dan zee, aan de andere zijde een wit zandstrand geflankeerd door metershoge in de wind wuivende palmbomen.

Door het ontbreken van enige golfslag kan August de snelheid verder verhogen, zonder dat het comfort daar direct onder leidt. Iets buiten oogbereik zijn in het water bewegende objecten te ontwaren. Dolfijnen? Wellicht een zeekoe, die in de regio schijnt voor te komen? August lacht bij het idee. Het mysterie wordt weldra duidelijk; de eerste sporen van het naderende massatoerisme gevormd door snorkelende mensen waarvan de boven het water uitstekende pijpjes en de aan voeten verbonden flippers vanuit de verte meer op een dier leken. Overigens bijzonder hoe ver de groep uit de kust, zonder de aanwezigheid van een boot, zich in zee begeeft.

Naarmate de golven toenemen terwijl de snelheid gelijk blijft steekt de neus van de speedboot steeds meer richting de hemel. De verstrekte oranje zwemvesten zijn mogelijk toch handig indien een lancering plaatsvindt nadat een golf van een te hoge categorie wordt aangedaan. Zoals voorspeld laat het zicht op de bestemming lang op zich wachten en doemt deze vanuit het niets op; Paradise island. Een vijftal hutjes temidden van oneindige zee verschijnen. Bij het naderen blijkt van een paradijslijk eiland weinig sprake te zijn. Meer dan een ondergelopen zandplaat met daarop provisorisch in elkaar getimmerde hutjes op houten palen met een dak van dorre palmboombladen is het niet. Twee andere speedboten hebben reeds aangemeerd en hun lading van tien toeristen gelost.

IMG_0164-0.JPG

Krachtig stroomt het water onder de hutjes door. August verzekert dat er over enkele uren sprake zal zijn van een eiland door het veranderende tij. Relevant is het eigenlijk niet, de zandplaat dient uitsluitend als uitvalsbasis ter verkenning van de wondere onderwaterwereld. Inmiddels is de tijdelijke populatie van het eiland aangegroeid tot minstens 30 mensen. Gewapend met snorkels, brillen en flippers gaat men te water. Brood wordt aangerukt om de hongerige zeeleven te lokken. Slechts op meters afstand van de zandplaat schieten de eerste kleurrijke vissen tussen de indringers door. Daar waar de kleur van het water verschiet van turqouis naar donkerblauw neemt de diepte toe van een meter of anderhalf tot minstens tien meter. Een diversiteit aan planten in de meest uiteenlopende vormen en kleuren worden zichtbaar. Tussen de school geel blauwe maanvissen zwemt stiekem een gitzwarte vis met een paarse staart door. Het moment en de omgeving voelt aan als het zwemmen door een zeeaquarium in de plaatselijke dierentuin.

Dat de vissen vandaag bijten wordt pijnlijk duidelijk door het blijven vasthouden van brood. De glibberige monsters bijten tot bloedens toe in vingers om hun dagelijkse maaltje te kunnen bemachtigen. Hoog aan de strakblauwe hemel staat de zon gewillig te branden op de witte ruggetjes dobberend in de zee. Terwijl één ieder de blik op de zeebodem heeft gericht zien weinigen de forse gele citroenvlinder die eenzaam langs dwarrelt, op een plek waar de dicht bijzijnde kustlijn op minimaal een half uur fladderen ligt.

Net voor het einde van de eerste rondleiding worden de snorkelaars opgeschrikt door het passeren van een grote groep witte kwallen, die zich driftig door het water verplaatsen. Naar blijkt ongevaarlijke beesten, echter geheel zonder gevaar is de tocht niet door de aanwezigheid van onder meer zee-egels en vuurkoraal, waarbij de laatste zelfs een slachtoffer heeft gemaakt. Neemt niet weg dat de onderwaterwereld bijzonder boeiend is, doch om een ondergelopen zandplaat nu een paradijslijk eiland te noemen is wat ver gezocht.