Alsof het een concert van het dierenrijk betreft. Krekels, vogels en zeker nog enkele andere ondefinieerbare dierengeluiden galmen door de donkere avond. Het licht van de maan is op deze onherbergzame plek pas goed zichtbaar. Het is ook het enige licht in het tropisch regenwoud. Geritsel van bladeren, het kraken van takjes op de grond. Er gebeurd van alles, alleen is er niets van te zien.
Joy dirigeert iedereen op de achtpersoons speedboot. De bestemming is het best met een vaartuig bereikbaar. De bewoonde wereld wordt weldra verlaten. Tweeënhalf uur duurt de reis per boot over de Kinabatugan rivier, op weg naar het hart van Maleisisch Borneo. Alhoewel ze met haar nog 1.60 meter lengte klein van stuk is hupt ze behendig op hoge stoel naar de bestuurder, een verrekijker bungelend om haar nek. Ze is gekleed als een echter outdoor gids; stevige wandelschoenen, een broek met veel zakjes en ritjes, dito shirt en een gordel met een tasje en bidonhouder. Maro start de motor en geeft gas, waarmee de boot bonkend over de golven in gang komt en het haventje waarin meer half vergane dan veilige boten liggen achter zit laat. Het eerste deel van de tocht loopt de rivier evenwijdig aan de kustlijn. Voordat na een klein kwartier varen de open zee zichtbaar wordt dient bij een controlepost van de lokale politiepost, ingesteld vanwege de nabijheid van de Filipijnen en de dreiging van ontvoeringen die daarvan uitgaat, goedkeuring te worden verkregen voor de doorgang op de rivier. Wat ongeïnteresseerd bekijkt de geüniformeerde politieman, geweer om op het lijf, naar het papierwerk. Hij knikt ter goedkeuring en neemt weer plaats op zijn blauwe plastic tuinstoel, de ogen alweer bijna sluitend.
Aan weerszijden van de slingerende rivier ziet het tropisch regenwoud eruit zoals je dat verwacht; een dicht begroeide waterkant bestaande uit bomen en struikgewas dat ondoorgrondelijk lijkt. Veelal geen spoor van menselijk handelen zichtbaar. Met een snelheid van zo’n 45 kilometer per uur veroorzaakt de boot op de vrijwel lege rivier, alleen een klein vissersbootje kan tot het tegemoet verkeer worden gerekend, behoorlijk wat golfslag waardoor het bruinkleurige water tegen de wal klotst. Sierlijk stuurt Maro de boot al hellend door de vele bochten. Halverwege een bocht barst een kabaal los, waarna de motor plots afslaat en de boot uitwijkt. Verbaasd kijkt het hele gezelschap naar Maro, terwijl de boot in het midden van de rivier dobbert. Een zwempartij behoort door de aanwezigheid een beruchte bewoner van de rivier, te weten meterslange krokodillen, niet tot de mogelijkheden. Een forse boomstam blijkt te zijn overvaren, de motor en schroef zijn nog in tact. Enkele minuten verdwijnt opnieuw het geluid van de motor. Joy springt enthousiast op en wijst naar het hoge gras en de struiken langs de wal, waarachter zit een aantal grijskleurige schimmen bewegen. Er blijkt zich een groep Borneo olifanten op te houden, die met hun slurf lopen te plukken in het gras en de struiken. Af en toe tettert er eentje. Een kalf loopt keurig achter zijn moeder aan. Een bijzonder schouwspel.
Hoog in de bomen, toch op minstens op een meter of dertig, springen makaken van tak naar tak. Ze gieren het uit, terwijl de bladeren en takken naar beneden dwarrelen. Af en toe verwisselen ze in een sprong van boom, daarbij meteen meters dalende. Steeds meer bewoners laten zich tijdens de zoektochten per boot zien. Neusapen dienen zich aan, opgekruld op een tak doet een python een dutje. Een behoorlijke uil wacht op een tak tot de duisternis invalt. Vele soorten vogels zijn waar te nemen, waarvan de meest bijzondere toch wel de hornbill is, die een dubbele snavel lijkt te hebben. Het uithangbord van Borneo, de met uitsterven bedreigde oran-oetan, is helaas moeilijker te vinden.
Het is onvoorstelbaar hoeveel leven er op een paar vierkante meter regenwoud zit. Metershoge flora, met bladeren in allerlei kleuren en vormen. Sommige bladeren zijn aangevreten door door de insecten die over de bladeren lopen. Kleurrijke vlinders met een spanwijdte ter grootte van een duim zweven tussen de bladeren door en langs vliegjes. Op de vochtige aarde liggen verdorde bladeren, waaronder zich weer een wereld op zich bevindt.
Struikelend over zijn slippers komt Stephen de lounge van de lodge ingerend. ‘A mother with a baby, very near!’ Iedereen begrijpt wat de rondbuikige Stephen, zijn buik hangt zeker een vijftal centimeters boven zijn riem, bedoeld. Achter de lodge is een oran-oetan met een jong op haar lijf geklemd bezig een nest voor de nacht te bouwen, op tientallen meters hoogte. Af en toe is ze zichtbaar. Verderop beweegt de top van een boom van een op en neer en klinkt een geroep. De vader van het gezin is ook in de buurt en komt een kijkje nemen. De harige en vriendelijk ogende beesten hangen ontspannen op grote hoogte in de boom, terwijl een kluit aan bewonderaars een stijve nek en vele muggenbeten oplopen. Het was de ontmoeting op afstand met de deze prachtige dieren zeker waard.