Allemachtig prachtig

‘Transport, transport!’ Verveeld hangen ze op hun riskja en roepen iedere passant hetzelfde woord toe. Ze bewonen de zitting voorop hun fiets zelf vaker dan dat klanten ermee worden vervoerd. In een lange rij staan ze opgesteld. Allen vragen ze hetzelfde. Alsof er een reden zou zijn waarom de willekeurige passant een ritje met fietser nummer 1 afslaat om vervolgens bij nummer 14 in het mandje te stappen.

Malioboro street in Yogyakarta is het domein van de Aziatische toerist, T-shirts en alle denkbare prullaria. De straat staat barstensvol met stalletjes die allen hetzelfde assortiment hebben. Een menigte mengt zich tussen al het koopwaar door. Binnenlandse en Aziatische toeristen zijn er dol op. Paarse shirts met halfgestikte naden en een vale opdruk van Borobudor worden goedkeurend omhoog gehouden en verdwijnen na enkele tienduizenden rupia’s te hebben afgerekend in witte plastic tasjes. Voor westerlingen is het een straat om vooral links te laten liggen.  

 Als sinds eeuwen wordt Yogya bestuurd door een sultan, zoals altijd een welvarend en invloedrijk persoon. Inmiddels is alweer de tiende sultan aan de macht. Zijn paleis bestaat uit twee delen; een hermetisch afgesloten woonverblijf waar hij woont. Hoe het eruit ziet is onbekend. Het andere deel is meer een museum ingericht in meerdere gebouwtjes die door voorgaande sultans werden gebruikt. Met een rug zo krom als een banaan schuifelt een stokoude man, sarong om de middel en op blote voeten, naar voren. Vertwijfeling, bedelaar of gids? In begrijpelijk Nederlands dreunt hij een verhaal op over de sultan. Een gids dus, die de kleinzoon van de achtste sultan blijkt te zijn, verwekt bij één van zijn vier vrouwen. Problemen met het zichtvermogen, zijn ene oog staat continu wagenwijd open terwijl het andere oog potdicht zit, en met geheugen lijken hem parten te spelen. Telkens valt de bejaarde man in herhaling. Desalniettemin weet hij nauwkeurige informatie over de huidige sultan en de tijd die hij doorbracht in Nederland te verschaffen. Hij sluit met te stellen dat ‘Utrecht zo beleefde stad is’, anders had het wel ‘jijtrecht’ geheten. 

Hoog aan de blauwe hemel staat de zon volop te branden. ‘Mister, picture?’ Na tien verzoeken van dolenthousiaste schoolkinderen die blijkbaar zelden blanke mensen zien wordt het wat vervelend. De pracht van Borobudor komt door de aanwezige massa niet geheel tot zijn recht. Vanachter de wereldberoemde stoepabeelden zijn de selfiesticks in de lucht zichtbaar. Overal krioelt het van de mensen, veelal Indonesiërs, foto’s nemend van alles wat ze tegenkomen. Het uitzicht van de tempel is over de heuvelachtige omgeving is prachtig. Vreemd genoeg sluit het park waarvan de tempel onderdeel uitmaakt aan het eind van de middag, meer dan anderhalf uur voor zonsondergang. Dat fenomeen is helaas dus niet in combinatie met deze prachtige achtergrond te bewonderen. De aangewezen plek voor de zonsondergang is de andere tempel die de stad rijk is; Prambanan.

 
De omvang en hoogte van deze tempel is indrukwekkender in vergelijking met Borobudor. Feitelijk bestaat het uit meer dan tweehonderd tempels, waarvan de overgrote meerderheid de tand des tijds niet heeft overleefd. Vanzelfsprekend hebben velen het plan opgevat de tempel aan het eind van de middag te bezoeken en de laatste halfuur daglicht op deze plek mee te maken. Al vrij snel verdwijnt de zon achter de wolken en beperkt het schouwspel zich tot enkele strepen rode gloed door de hemel.

   

Bij de uitgang bevindt zich de gebruikelijk horde verkopers die hun waar aan de man brengen. De één roept gewoon hard, de ander loopt een paar honderd mee om men er toch van te overtuigen dat het een goede aankoop zal zijn, voor een speciale prijs. Een wat in vodden gestoken gehavende man probeert bamboestokjes te slijten. Met wat woordjes Nederlands probeert hij de verkoop wat kracht bij te zetten. Enigszins gefrustreerd om weer te worden genegeerd mompelt hij: ‘maar Yogya, toch allemachtig prachtig?’ 

Boemel door Java

Als een echte baas stapt hij statig door de trein. Donkerblauw uniform, strepen op de schouders en een bijpassend hoofddeksel. Twee leden van ‘Polis’, de Indonesische politie, volgen hem. Deze lieden dulden duidelijk geen grappen. Met een strakke blik ontgaat ze geen enkele beweging in de trein. Iets te aanwezig hangt de gummiknuppel, zo te zien zonder bloedsporen, om de middel. Daarachter loopt de stewardess, in een keurig blauw pakje geklede dame, haar in een knotje. Haar hulpje, een wat onbenullige kerel met een slecht gestrikte stropdas om zijn hals, sjokt achter haar aan. Het gezelschap wordt gecomplementeerd door twee leden van de OTS, gehuld in oranje poloshirts. Hoe interessant de afkorting ook klinkt, het betreft de ‘on train cleaning’, oftewel de schoonmakers aan boord.

Acht uur doet de Argo Willis over de reis van Bandung naar Yogyakarta, één van de meest populaire treinroutes door centraal Java. Het is een reis die nooit verveeld. Eindeloze rijstvelden waar mensen met de zo kenmerkende punthoeden met de enkels in het water staan te zwoegen. Soms vlakke gronden, vaak prachtig in de omgeving opgaande terrassen. Langs dorpen en steden, waar de rust en de drukte zichtbaar is. Het leven dat langs het spoor plaatsvindt. Waslijnen met nog natte kleding dat op een hek op nog geen meter van de spoorlijn hangt te drogen. Schoolkinderen die langs het spoor rennen, op weg naar school of naar huis. Ongeduldige bestuurders van snorfietsen, die het liefst nog onder de slagboom door zouden willen rijden. En dan weer die eindeloze rijstvelden.  

  
Efficiënt is treinreizen in Indonesië niet. De gemiddelde snelheid is laag, een snelheid hoger dan 80 kilometer per uur wordt zelden behaald. Ieder beleeft en voltooid de reis op zijn eigen manier. De eksekutif klasse, vergelijkbaar met de tweede klasse in het vaderland, is gevuld met blanke Europeanen en welgestelde Indonesiërs. De eerste groep kijkt wat naar buiten of leest wat, de tweede groep slaapt nagenoeg de hele reis. Voor hen zal de nog 18 euro kostende reis niet bijzonder meer zijn en een puur een vervoersmiddel voor verplaatsing. Voor ons is de oversteek van een woest stromende rivier op zo’n 20 meter hoogte over een spoorbrug die roest als kleur heeft niet alledaags. Terwijl de trein wachtend op een spoorwissel tot stilstand komt in de nabijheid van een dorp komen steeds meer kinderen kijken naar die grote trein, die eens per dag door het landschap trekt. Allen op blote voeten. Het is halverwege de middag op een doordeweekse dag. Vanuit zijn luie crèmekleurige fauteuil met een groot gat in de armleuning slaat een oude man het tafereel gade. Hij sluit zijn ogen in het sluimerende middagzonnetje en hoort de boemel weer in gang komen, gepaard gaande met een forse rookwolk
.